Het nummer 'Twilight' van Bôa (VK) duikt in de complexe emoties van liefde, verlangen en de acceptatie van een onbereikbaar verlangen. De teksten schetsen een beeld van een persoon die gevangen zit in een liefdesdriehoek, die de pijn ervaart van onbeantwoorde liefde en de strijd om met zijn gevoelens in het reine te komen. Het herhaalde gebruik van de woorden 'gisteren', 'vandaag' en 'morgen' suggereert een gevoel van tijdloosheid en de cyclische aard van deze emoties, wat aangeeft dat deze situatie niet nieuw is en al aanhoudt.
De term 'twilight' in het lied dient als metafoor voor de tussenliggende staat van emoties die de verteller ervaart. Het is noch de helderheid van de dag, noch de duisternis van de nacht, maar een liminale ruimte waar gevoelens complex zijn en oplossingen moeilijk te vinden zijn. De 'innerlijke heiligheid' die in het lied wordt genoemd, kan worden geïnterpreteerd als de pure en heilige aard van de gevoelens van de verteller, ondanks de pijn die ze met zich meebrengen. Het nummer legt de essentie vast van het verlangen naar iemand die verliefd is op een ander, en benadrukt het interne conflict en het gevoel van hulpeloosheid dat daarmee gepaard gaat.
Het verhaal van 'Twilight' is een aangrijpende verkenning van de menselijke conditie, waar liefde niet altijd tot geluk leidt, en soms het hart wil wat het niet kan hebben. De melancholische toon van het lied weerspiegelt het verdriet en de berusting die worden gevoeld door degenen die liefhebben zonder wederkerigheid. Het herinnert ons eraan dat liefde een ‘noodzakelijk kwaad’ kan zijn, iets dat pijn kan veroorzaken, maar een intrinsiek onderdeel van ons leven is.