Opgesloten

Ik ben stabiel en probeer het motief te vinden (motief)
Waarom ik doe wat ik doe?
Vrijheid komt niet dichterbij (dichterbij)
Hoe ver ik ook ga

Mijn auto is gestolen (gestolen)
Geen registratie (–tratie)
Politie patrouilleert (patrouilleert)
Nu hebben ze mij tegengehouden en word ik opgesloten



Ze laten mij er niet uit
Ze laten mij er niet uit
(Ik ben opgesloten) Ze laten me niet vrij, nee
Ze laten mij er niet uit

(Ik ben opgesloten) Ze laten me niet vrij
Ze laten mij er niet uit
(Ik ben opgesloten) Ze laten me niet vrij, nee
Ze laten mij er niet uit



Op weg naar de stad om opnieuw op te starten (opnieuw op te starten)
Terug met een paar sleutels (sleutels)
Hoekblok staat in brand (brand)
Undercovers verkleed als duivels (duivels)
Zoveel geld verdienen (geld)
Het product gaat snel (snel)
Berg de voorraad op
Terwijl ik de laatste tas verkocht, aan het rotzooien was en opgesloten werd



Ze laten mij er niet uit
Ze laten me er niet uit (mijn nigga, ik zit opgesloten)
Ze laten me er niet uit, nee
Ze laten mij er niet uit

(Ik ben opgesloten) Ze laten me niet vrij
Ze laten me er niet uit (schatje, ik zit opgesloten)
Ze laten me er niet uit, nee
Ze laten mij er niet uit

Omdat er geen bezoek meer komt (komt langs)
Het lijkt erop dat ze mij vergeten zijn (over mij)
De commissaris wordt leeg (leeg)
Mijn celgenoten krijgen eten zonder mij (zonder mij)

Ik kan niet wachten om naar buiten te gaan en verder te gaan met mijn leven (oh nee, met mijn leven)
Ik heb een familie die van me houdt en wil dat ik het goede doe
Maar in plaats daarvan zit ik hier opgesloten

Ze laten mij er niet uit
Ze laten me er niet uit (oh, ik zit opgesloten)
Ze laten me er niet uit, nee
Ze laten me er niet uit (mijn nigga, ik zit opgesloten)

Ze laten me er niet uit (oh)
Ze laten me er niet uit (ik zit opgesloten)
Ze laten me er niet uit, nee
Ze laten mij er niet uit

(Kun je me bezoeken?) Ze laten me niet vrij
(Stuur me wat tijdschriften?) Ze laten me niet vrij
(Stuur me wat postwissels?) Ze laten me niet vrij, nee
(Breng me eens op bezoek, schat) Ze laten me niet vrij

(Omdat ik opgesloten zit) ze laten me niet vrij
(Waar is mijn advocaat?) Ze laten me niet vrij
(Ik ben opgesloten) Ze laten me niet vrij, nee
(Haal me hier weg) Ze laten me niet vrij

(Ik ben opgesloten) Ze laten me niet vrij
(Schatje, ik ben opgesloten) Ze laten me niet vrij
Ze laten me er niet uit, nee
(Waar zijn mijn provence tijdens de lock-down?) Ze laten me niet vrij

(Verdomme, ik zit opgesloten) Ze laten me er niet uit
(Ik ben opgesloten) Ze laten me niet vrij
(Oh) ze laten me er niet uit, nee
(Kunt u alstublieft mijn telefoontjes aannemen?) Ze laten me niet vrij
Omdat ik opgesloten ben (opgesloten, opgesloten)